
Het kleine schattige aapje Marlo is dol op bananen. Hij zou ze het liefst van al heel de dag willen eten!
Maar dan ontdekt hij dat de hele bananenboom is leeggehaald en gaat op zoek naar de daders...
De aap zonder bananen
Lang geleden, in het tropische regenwoud van Achandraal; leefden duizenden dieren in vrede bij elkaar. Toekans en Paradijsvogels floten vrolijk door de lucht en kameleons lieten kleurrijke vlinders op hun schubben rustten. De oeran-oetangs slingerden van boom naar boom terwijl de jaguars luierden op zonbelichte grasvlaktes.
Eén van die gelukkige bewoners van Arcahandraal was het kleine maar slimme aapje Marlo.
Marlo was, net zoals al de andere aapjes, dol op bananen. Hij at er iedere dag wel tien! Drie ’s ochtends, drie ’s middags en vier zoete bananen als avondmaal. Hij wou niets anders! Als Daisy, Marlo’s moeder, mango’s serveerde met knapperige noten en dadels erbij, liet Marlo het eigenwijs staan. Hij proefde er zelfs niet eens van! Ook van sappige bladeren of krokante insecten, moest hij niets weten. Hij draaide zich dan steevast om, trok een vies onsmakelijk gezicht en kruiste zijn armen over elkaar.
“Nee!”, zei hij dan. “Ik wil bananen!”
En hoe zijn moeder ook probeerde om Marlo iets anders te laten eten, het lukte haar niet. Marlo werd dan ook niet voor niets het koppigste aapje van het regenwoud genoemd.
Op een dag maakte Marlo zich klaar om naar de ontbijttafel te gaan. Zijn buik rommelde en hij had al helemaal zin in zo’n lekkere kromme zoete banaan. Hij likkebaarde bij de gedachte en rende naar de eetplaats. Maar tot zijn verbazing zag hij dat de schaal waar die zoete lekkernijen anders in lagen, helemaal leeg waren! Zijn moeder, broertjes en zusjes stonden er maar wat verdrietig bij.
“Wat is dat?”, vroeg Marlo bedroefd. “Geen bananen?”
“Helaas Marlo!" "Al de bananen zijn op!” antwoordde zijn moeder hem zacht. En voorzichtig voegde ze eraan toe: “maar hier, probeer eens één van deze lekkere vijgen.”
“Dat nooit!”, riep Marlo boos. “Ik haal wel zelf mijn bananen!”
En driftig liep het jonge aapje weg, richting de grote bananenbomen waar hij eerder grote trossen vanaf plukte.
Eénmaal daar aangekomen, kon hij zijn ogen niet geloven! Zijn moeder had gelijk; de boom was helemaal leeggeplukt! Er was geen enkele banaan meer over! Zelfs niet een beginnend vruchtje van een banaan was nog te zien.
“Hoe kan dat nu?”, vroeg Marlo zich verbaasd af. “Gisteren hingen er zeker nog wel vijftig trossen in!”
Marlo liep droevig terug naar huis. Zijn buik gromde nog harder dan eerst. Hij moest eten! Hij keek eens vluchtig in de korven vol fruit. Ze waren rijkelijk gevuld met bessen, citrusvruchten, mango’s, papaya’s en vijgen.
“Bah!” Marlo moest er niets van weten. Zelfs de geur kon hem niet verleiden. Veel te zoet!
“Gaat het wel met je?”, vroeg zijn moeder hem bezorgd. “Zal ik toch maar iets anders voor je maken?”
“Nee hoor mama!”, antwoordde Marlo kort. “Ik heb een veel beter idee. Ik ga op onderzoek naar de verloren bananen!”
“Jij gaat wat? Als je dat maar uit je hoofd laat, hoor je me?” Daisy verhief haar stem en sprak Marlo streng toe: “jij blijft mooi thuis, weet je wel, lekker veilig bij je broers en zussen. Er is geen sprake van dat jij het huis verlaat. Je weet maar nooit wat er kan gebeuren!”
“Wat kan er dan gebeuren, mams? Alle dieren hier zijn lief. Ze zullen me misschien vast wel helpen.”
“Maar toch! Nee is nee. Ik wil het niet. Stel dat je verdwaalt of verdrinkt in het diepe meer? Nee hoor; jij blijft mooi hier!”
Daisy nam Marlo bij de arm en sloot hem op zijn kamer.
“Blijf jij hier maar wat koppig zitten wezen. Je mag er enkel uit om iets te eten. Iets anders dan bananen!”
“Poeh!” Marlo wierp zich op zijn bed en barstte in tranen uit. “Ik wil alleen maar een lekkere banaan…”
De tijd verstreek en Marlo verveelde zich te pletter in zijn kleine kamertje. Zijn buik grolde nog steeds. Het leek alsof er een draak in hem woonde, zo luid klonk het. Toen hij stilaan hoofdpijn begon te krijgen van de honger, was de maat vol! Hij moèst een banaan zien te krijgen! Zo stil als hij maar kon, opende hij zijn slaapkamerdeur en sloop de krakende houten trap af.
“Piep – piep, kraak – kraak”, klonk het. Oef, als niemand dat maar gehoord had!
Hij nam zo’n kleine stapjes als hij maar kon en zag aan de keukendeur zijn moeder staan. Ze was de korven fruit aan het versieren met eetbare bloemetjes.
“Vast weer een trucje om mij die viezigheid te laten eten”, dacht Marlo.
Hij stapte voorzichtig voorbij de deur en klom uit het open raam in de inkomhal naar buiten. Oef, gelukt! Niemand had hem gezien!
Zo hard als hij kon, rende Marlo de diepe jungle in. Daar was hij nog nooit eerder geweest. Het was dus best spannend voor zo’n jong aapje. Maar hij moèst weten wat er met zijn bananen gebeurd was!
Bij de grote plas kwam hij Kraki, de grote waterschildpad tegen. Hij was aan het zonnen op een grote kale rots.
“Heb jij misschien bananen zien voorbijgaan?” vroeg Marlo haastig.
Kraki werd duidelijk gestoord uit zijn schoonheidsslaapje, stak héél traagjes zijn kop uit zijn schild en vroeg: “wat…bedoel…je? Bananen…kunnen toch…hele…maal…niet stap…pen?”
“Nee natuurlijk niet. Dat bedoel ik ook niet. Ik bedoel…Wat ik wilde vragen…”
Marlo bedacht zelf hoe dom zijn eerdere vraag klonk en kon niet meer uit zijn woorden geraken.
“Laat maar”, zei hij vervolgens en rende weg richting de vogelbroedplaats.
“Hebben jullie soms bananen gezien?”, vroeg hij daar aan Toepa, de wonderlijke paradijsvogel. Hij had prachtige blauwe veren en rode krullen op zijn kop. Zijn sierlijke staart liet hij fier in de lucht steken.
“Bananen, kraa! Nee hoor, kraa! Lust ik helemaal niet, kraa!”, klonk het.
En Marlo zette zijn tocht verder. Hij ging langs de jaguars, de miereneters en de toekans. Maar niemand die iets had gezien. Marlo werd er moedeloos van en liet zich zakken onder een grote schaduwrijke boom. Hij huilde zachtjes en voelde hoe zijn buik pijn begon te doen van de honger. Zijn hoofd werd zwaar en licht tegelijk en hij leek het gevoel te hebben alsof hij ieder moment kon flauwvallen. Hij moest echt iets eten! En wel meteen!
Zijn ogen zochten nog steeds naar gele, kromme bananen maar vonden enkel rode kleine besjes en groengele ovaalvormige mango’s. Hij slenterde er naartoe, zwaar tegen zijn zin en nam enkele vruchten in zijn hand.
“Vooruit dan maar”, zei hij tegen zichzelf en stak een klein besje in zijn mond. En…wat smaakte dat lekker! Marlo smulde ervan! Eén besje werd er al gauw nog één en nog één. En voor hij het doorhad, had Marlo wel twee handjes binnen van die ietwat zurige rode schatten. Ook de mango ging vlotjes binnen; hij zette zijn scherpe tandjes gulzig in de taaie schil en beet er grote stukken vanaf.
“Hmmm”, klonk het. “Had ik dit maar eerder geweten.”
Nadat Marlo zijn buikje helemaal had rond gegeten, viel hij in een diepe slaap. Hij was dan ook wel heel moe geworden van zijn lange wandeling! En wat lag hij daar goed zo op het zachte mos onder de bessenstruiken.
Even later werd hij bruut gewekt door hoge, schelle geluiden. Het waren stemmen! Mannenstemmen!
Marlo sprong overeind van zijn rustplaats en ging op het geluid af. En daar, voorbij de papayabomen zag hij ze; twee grote magere mannetjes die languit in het gras aan het genieten waren van allerlei lekkers. Marlo zag hoe ze mango’s verorberden, noten, bessen en…bananen! En niet één banaan, nee nee! Er lagen wel vijftig trossen rond hen! Zij hadden het gedaan! Zij waren de bananendieven!
Marlo liep woedend op de mannen af, vastbesloten om zijn bananen weer voor zich te winnen. Hij sloeg wild in het rond en liet zijn scherpe tanden zien.
De mannen slaakten een kreet en renden snel weg van hun rustige picknickplekje.
“Wegwezen hier!”, riep één van hen.
“Die aap is helemaal gek geworden!”
Na een tijdje kwam Marlo weer thuis, samen met Boes, de lieve panter van de jungle. Hij hielp mee om de bananen te dragen naar Marlo’s huis.
Zijn moeder stond hem boos op te wachten. Maar toen ze haar klein lief aapje weer voor zich zag staan, maakte haar woede al gauw plaats voor opluchting.
“Oh Marlo toch! Wat ben ik blij dat je weer thuis bent! Maar doe dat alsjeblieft nooit meer!”
“Beloofd!”, zei Marlo. “Maar… ik lust nu ook wel bessen en mango’s!”
Daisy moest heel hard lachen, gaf haar kleine apenjonkie een aai over zijn kop en bracht de trossen bananen naar de keuken.
“Iedereen aan tafel!”, riep ze luid. En Marlo smulde intens van zijn zoete banaan, mét wat besjes en stukjes mango erbij!
En die mannen? Die kwamen gelukkig nooit meer terug!
Creatieve opdracht:
Maak een lekkere bananentaart of bananenbrood.
Als je kinderen hebt, kan je deze vervolgens opeten als een aapje (en anders ook, hoor ;) )
Smakelijk!
Creatief schrijven:
Teken je lievelingsfruit en schrijf er de kleur en vorm op. Zoek dan vijf rijmwoorden op de naam , kleur of vorm van je fruit. (vb: banaan - staan, groen - kapoen, krom- stom)
Reactie plaatsen
Reacties